Wie af en toe langs het water vertoeft, zal niet verwonderd zijn over mijn vraag. De waarde van de polyester boten ligt vaak lager dan de kosten die het met zich meebrengt om ze te laten afbreken. Het gevolg is dat heel wat van die vaartuigen er verwaarloosd blijven bijliggen in jachthavens, op rivieren en kanalen.
Ik kaartte het gebrek aan een concreet Vlaams recyclageplan voor polyester aan. Daarom vroeg ik of er al zicht is op meer milieuvriendelijke manieren om polyester te verwerken dan het verzagen en verbranden, zoals nu vaak het geval is. De minister verwees naar het proefproject, ondersteund door OVAM, in de jachthaven van Nieuwpoort. Wanneer dit project afloopt in het begin van de zomer zal bekeken worden hoe deze manier van werken opgeschaald kan worden. Daarnaast is de OVAM ook een partner in het Europese interregionale project Recy-Composite rond nieuwe recyclage- en afzetmogelijkheden voor polyesterafval. In dit Europese project zijn reeds verschillende opties en combinaties uitgetest. Zo werd de techniek voor breken en zeven geoptimaliseerd, waardoor het mogelijk is om af te zeven in fracties met verschillende gehaltes aan vezelmateriaal.
Een ander probleem dat ik aanhaalde is dat de Vlaamse Waterweg enkel die boten uit het water haalt die een gevaar vormen voor de scheepvaart. De rest dat die boten blijft liggen is omdat het bergen van de boten geld kost. Ik vroeg de minister om na te kijken of ook naar gevaar voor kleinere pleziertuigen kan worden gekeken. Wat gevaarlijk is voor een binnenschip, is anders dan wat gevaarlijk is voor een kajakker of een kleiner pleziervaartuig. De minister zei deze en de andere suggesties mee te nemen en samen met OVAM en de waterloopbeheerders te bekijken.
Mijn hele vraag en het antwoord van de minister kan je hier terugvinden.