Het was pas toen de vroedvrouw onze zoon in mijn armen legde, dat ik wist dat hij veilig was. De omgekeerde wereld eigenlijk. Je zou denken dat de gevaren van buitenaf komen. Dat er hem niks kan overkomen, zo lang hij geborgen en omringd is door niets dan jou en jouw liefde.
Maar in mijn geval was het mijn lichaam dat het gevaar was, dat me keer op keer verraadde. Vorig jaar, ergens tussen lockdown 1 en 2 raakte ik zwanger. Na 5 jaar proberen, 4 miskramen en een fertiliteitstraject.
4 keer had ik erg vroeg een kindje afgegeven en wat er juist misliep was niet duidelijk.
Die 4 miskramen hadden elk een krater in mijn hart geslagen die zich vulde met angst.
Zoveel angst dat de telefoniste van de fertiliteit 10 minuten nodig had om me te helpen begrijpen dat mijn bloedresultaten positief waren. Zoveel angst dat ik bij de eerste 3 echo's zeker wist dat er toch wat misgegaan zou zijn.
En zoveel angst dat toen de gynaecologe na 10 weken sprak van vrij bloed in de baarmoeder, ik zeker was dat ik weer afscheid zou moeten nemen.
Die kraters, van dat afscheid dat je amper kon benoemen draag je mee voor elke volgende zwangerschap. Zo merkte ik.
Ze waren er toen we een naam kozen. Zouden we dat al wel doen? En ze waren er wanneer we spullen probeerden af te houden die mensen cadeau deden. Als het weer mis zou lopen, zouden we niet thuis hoeven te komen in wat een veilig nestje had moeten worden.
Maar de weken vlogen voorbij. En de kraters raakten stilaan gevuld door hoop.
Tot ik op 22 weken in het ziekenhuis zat met vroegtijdige weeën. Alweer trachtte mijn lichaam mij te verraden.
En alweer wist de gynaecologe het noodlot af te wenden.
We telden vanaf dan week per week.
Levensvatbaar - mijlpaal.
Groot genoeg om niet naar een Universitair Ziekenhuis te moeten - mijlpaal.
Geplande keizersnede halen - mijlpaal.
Het is me tot vandaag niet duidelijk wie van ons er het minste vertrouwen in had dat ik die voorziene datum zou halen, maar die bewuste ochtend waren de gynaecologe en ik beide wat verrast dat het gelukt was. Ik had weken plat gelegen, elke kans die ik kreeg. 9 maanden niet mogen sporten, fietsen. Zelfs poetsen was bij momenten uit den boze om het toch maar niet te doen misgaan.
Het was pas wanneer hij in mijn armen lag, dat ik wist dat hij veilig was. Pas dan was het echt en ebde maand na maand de angst wat meer weg.
Wanneer we afscheid nemen van een kindje, tekent dat de manier waarop we leven. En dat verdwijnt niet meer.
Ondanks de pijn, het verdriet en de angst prijs ik mezelf gelukkig. Niet alleen mag ik vandaag mijn goedlachse zoon knuffelen, een zegen die helaas niet iedereen gegund is. Maar ik kan over mijn verlies terecht bij vrienden en familie.
Ik kan het voelen, beleven en bespreken.
En dat kan vandaag nog steeds niet iedereen.
We herdenken alle kindjes die we moesten afgeven.
En mocht jij daarover willen praten, dan ben ik hier.