Om dit te staven verwijzen ze naar de best controversiële experimenten van Harlow, uit de jaren 50 en 60, die stelden dat resusaapjes die het met een staaldraden pop moesten stellen in plaats van met hun biologische moeder daar enorme stress van ondervonden. En ik geloof dat. Zet mij bij een staaldraden pop en ik ben er zeker van dat ook ik daar schade van oploop.
Maar het ding is natuurlijk dat ik mijn zoon niet iedere ochtend achterlaat bij een stel staaldraden poppen, maar bij een team van gemotiveerde en enthousiaste mensen die zich een hele dag over hem ontfermen: ze spelen met hem, ze dansen en knutselen. Ik laat hem achter bij leeftijdsgenoten en een veelheid aan spullen en spelen om te ontdekken. Ik laat hem achter, wetende dat hij goed zal eten en dat hij in goede handen is. In de afgelopen 9 maanden gebeurde het meer dan eens dat mijn zoontje thuiskwam en dingen kon die hij thuis niet geleerd had.
Maar die opvang heeft dan blijkbaar geen positieve effecten op hem? Bereid ik zijn ondergang als ouder nu al voor door hem niet bij mij te houden voor de meerdere eer en glorie van de grote, boze kapitalistische wolf? Neen.
Verdult en Stroecken zien een link tussen de vele kinderen in de kinderopvang en het stijgend aantal kinderen in begeleiding bij het CLB. Maar een studie uit 2016 van het Centraal Planbureau in Nederland wees net uit dat voorschoolse educatie niet alle peuters een bijkomend voordeel oplevert, maar het dat uitgerekend wel doet voor peuters die risico lopen op leerachterstanden.
De hele stelling dat kinderen best bij de moeder blijven in de eerste 1000 dagen van hun leven, steunt natuurlijk op de premisse dat die thuissituatie ideaal is. Maar de realiteit leert ons dat dit verre van altijd het geval is. Niet iedere thuissituatie biedt zelfs maar de basisvoorzieningen voor verzorging en gezonde voeding. En dat zijn alleen nog maar de praktische problemen. Zwijgen we er dan nog van dat niet iedere thuissituatie vrij is van stressprikkels of een stimulerende omgeving bevat.
De schrijvers zien de kinderopvang als oorzaak voor de stijgende cijfers in de jeugdhulpverlening en het aantal jongeren in gerechtelijke procedures. En dat is waar naast mijn moedergevoel (dat er is, ook al ben ik - kind van - een opvangkind) nu ook mijn rechtvaardigheidsgevoel opspeelt.
Want die mensen waar ik met veel vertrouwen mijn zoontje bij achterlaat kregen het de afgelopen weken en maanden al zwaar te verduren. Ze moeten opboksen tegen de begrijpelijke argwaan die woekert doordat ons systeem de rotte appels niet uit de mand heeft kunnen halen. Ze ondergaan het wantrouwen en weerleggen het door nog eens extra in te zetten op terugkoppeling en communicatie. En wat krijgen ze ervoor als dank? Een vergelijking met staaldraden poppen en hoe die nefast zijn voor de hechting van de resusaapjes onder hun zorg.
Hoog tijd dus voor een ode aan onze kinderopvang. Aan de mensen die dag in, dag uit zorg dragen voor onze kinderen en hen omringen met de liefde en warmte die ze nodig hebben. Aan hen die met kennis van zaken de ontwikkeling van onze oogappels opvolgen. En hoog tijd ook om het vertrouwen te herstellen. Niet door met een schone lei te beginnen - ze verdienen beter dan dat - maar door het onkruid te wieden en het systeem recht te trekken. Een systeem dat kwaliteitslabels moet kunnen toekennen aan zij die daar hard voor werkten. Maar ook een dat wangedrag en misdrijven voorkomt door kordaat op te treden en liever een keer te veel dan te weinig een kijkje neemt.
Zodat ouders, loedermoeder of niet, kunnen kiezen om hun kind naar de opvang te brengen. En zodat die kinderen daar in alle veiligheid kunnen genieten van de warmte en kunde waarmee deze alles behalve staaldraadpoppen hen omringen.